Dit verslag is geschreven door Johan Decruynaere.

voor de start. 

Dag1 en 2 waren gevulde reisdagen. Eerst een vliegtuigdag tot Nairobi. Rond 23 uur aangekomen in een sfeervolle Afro kampplaats waar we nog iets gegeten en het plaatselijke bier goed bevonden hebben. Rond 1 uur met 4 man naar ons bed in de hut. De anderen sloegen nog hun tentje op.Om 7uur30 zou de bus naar Arusha komen. Om 7uur kwam men ons wekken en een goed uur later was de minibus er die ons naar een iets groter exemplaar bracht. Voor de fietsen moest wel bij betaald worden. Waar wegenwerken zijn en die zijn er niet weinig, wordt hier een parallel stuk aardeweg aangelegd . Via een aardeweg die ons naar de slopenwijken leken te voeren kwamen we in een luxe lodge met zwembad.


Dag 3 was als recuperatie dag voorzien en daar maakten we een heuse safari dag van in het Tarangirepark. Eigenlijk was het net omgekeerde tafereel. Met de jeep reden wij en nog veel anderen op jacht om wilde dieren te zien. We hadden geluk. Een leeuw was op een varkensfamilie aan het jagen en wij konden volop foto's nemen van de leeuw met een varkentje in zijn bek.

Later reden we tussen tientallen olifanten, de kleinste rendieren ter wereld en de obligate apen. Giraffen liepen her en der tussen de opjagende jeeps. Een mooi reservaat met jeeps. Wel waren we te laat terug om nog het zwembad in te duiken voor onze swahili maaltijd. Lekker maar afgemeten porties. Gelukkig kregen we nog een supplementje

Rit 1, de savanne. 

De eerste fietsdag begon met een valse start. Na enkele kilometers stelde ik vast dat ik mijn heupgordel niet meer had. Met Sigge reed ik terug en gelukkig lag de gordel al in de begeleidende jeep bij het materiaal Onderweg had de jeep politiecontrole. Wegens vervoer van bagage moest boete betaald worden aan de agent.

Een vlakke rit werd het niet en na 90 kilometers waren mijn suikers opgebrand. Een coca zorgde tijdelijk voor beterschap. Het echte probleem was dat de kampplaats ontmanteld was eenmaal die gevonden was na heel wat zoeken. Eerste optie was om langs de weg kamperen. In het dorpje had iemand een bordje gezien dat er 14 km verder een lodge was. Dus trokken we verder. We kwamen op een prachtige kampplaats terecht. Gelukkig want na een uurtje begon het fel te regenen en konden we in de open hutten terecht bij een kampvuur na een lekker maal van onze kok: broeder Jan.

Rit 2: off-road

Maandag was het direct fietsen zonder asfalt. Off-road zoals men dit hier noemt, ook voor de grote verbindingsweg die wij volgden. Soms wat meer stenen om tussen te laveren. Enkel aarden voetwegen komen daar op uit. Terug hadden we geluk. Chinese werfleiders hielden toezicht op de wegenwerkers die met zwaar Chinees materiaal een brede asfaltweg aanlegden. Na enkele km door plassen naast de nieuwe weg konden we nog een tiental kms op de gloednieuwe weg flitsen. Opeens merkten we een agent die zich midden de weg opstelde en met een snelheidsmeter de afstormende auto's in het vizier nam.

Na een smakelijke lunch kwamen we in het gewone Tanzania aan. Off-road met overal lemen of stenen hutten waaruit kinderen komen aangerend en uitbundig staan te wuiven zodra ze ons merken. Jambo mogen we aan de lopende band roepen. Goeiedag. En terug zwaaien. We voelen ons net renners in de ronde van Frankrijk die voortdurende worden toegejuicht. Een bezienswaardigheid! Eens buiten de toeristische routes troepen massa's jongeren zich rond ons wanneer we ergens stilstaan. Met How are you? demonstreren ze hun kennis van het Engels. Hier en daar kan wel iemand in het Engels converseren.

Ik voel me goed en onbewust rij ik van de anderen weg op de aardeweg. Na enkele flinke beklimmingen en een kwartiertje later komen de anderen in het laatste dorp aan. De chief van het dorp nodigt ons uit om op zijn terrein te kamperen. Hij vertrekt met zijn fiets tien minuten voor ons. Met twee halen we hem bij, gaan nog even door maar zijn dan zijn spoor kwijt. We kamperen dan op het voorziene terrein.

Rit 3: Heuvels

De volgende dag een rit van 95km door sterk heuvelachtig terrein. Zadelpijn was voor de meesten nog draaglijk. Een testzadel had open wonden veroorzaakt bij een ritgenoot en zorgde voor het nodige ongemak en pijnen. Bij een kettingbreuk 15 km voor het einde kon ik die nog zelf herstellen. Net toen we met twee aan het zoeken waren naar de kampplaats kwamen we de jeep tegen die naar ons op zoek was. Met de 996 meter die we vandaag geklommen hadden, kwamen we toch op 240 meter lager terecht dan de startplaats. We mochten in de kerk van het dorpje Palanga onze tent opzetten.Alle kinderen van de buurt kwamen naar de attractie kijken. Eerst deed een fototoestel hen op de vlucht slaan maar even later bleek dit niet meer te werken toen we op ons gemak wat wilden eten.

Rit 3: Naar de hoofdstad

De regen knetterde de ganse nacht op het metalen dak van het kerkje maar 's morgens konden we droog starten rond 7u30. De goten aan het dak die er dan toch al hingen, hadden maar weinig water naar de waterput geleid. Er werd afgesproken de pastoor te sponsoren om hem wat goten te laten aankopen. Zijn vrouw en drie kindjes zouden er ook kunnen van genieten.

Direct werd gedemarreerd, wat we intussen al gewoon waren voor de eerste 20 km en daarna loopt het vat leeg. Mijn 2 metgezellen liet ik na 10 km alleen verder rijden tussen de putten, stenen en soms door de onvermijdbare modder. Het zand plakte aan de banden. Er moesten nog meer dan 100km op de teller en flinke klimpartijen bijkomen. Even verder klonk het Jambo vanonder een boom in de schaduw. De ontsnapte was in de gracht terecht gekomen en zat te wachten op de jeep voor verzorging van zijn wonden. Intussen was een andere fietser bijgekomen en met zijn twee reden we wat meer op het gemak verder. Van de eerste 2 achtervolgers was geen spoor meer te bekennen. Wegenwerkers maakten greppels om het water van de weg te leiden. Bij een korte stop kwam de toezichter graag een babbeltje slaan. Uiteindelijk kwamen we in een plaatselijk etablissement van een dorpje

terug allen samen om iets te drinken en iets verder kregen we onze lunch. Met een naderend onweer in aantocht stoven we wat later achter een vroege vertrekker die wat voorsprong had opgebouwd en we ontsnapten op die manier aan het onweer. Enkel de laatste 10 km voor de hoofdstad Dodoma kregen we asfalt onder de wielen. Een ganse verademing want de zadelpijn liet zich bij elke niet te ontwijken put steeds meer voelen. Samen reden we Dodoma binnen naar ons hotel waar een douche en een bed grote luxe waren. Broeder Jan was zo vriendelijk een pleister op mijn pijnlijke plek onderaan leggen. Na een pokerspelletje was het voor iedereen genoeg geweest.

rustdag 1

Rustdag en we kunnen langer slapen dan het gewone 6 uur om vroeg te vertrekken. In de voormiddag verkennen we het stadje want meer stelt de hoofdstad niet voor. 's Namiddags wat rondslenteren in de aarden straatjes met allerlei stalletjes. Nog even uitrusten en 's avonds rustig samen iets gaan eten na een flinke regenbui. Ik bleek niet de enige met gevoelige benen die de volgende dag terug actief zouden moeten worden.

Rit 5

Van ontbijt is er nog niets te zien wanneer iedereen er klaar voor is. Ook onze was die normaal de vorige avond zou klaar zijn was er niet zodat het rond 9 uur was toen we konden vertrekken naar Manyoni, 130 km verder. 's Avonds en 's nachts had het nog flink geregend maar opnieuw konden we droog vertrekken voor een asfaltrit, wat we niet meer gewoon waren. Er was ons een vlakke weg als op een biljarttafel voorgehouden maar dit bleek al vlug een illusie. Licht tot sterk heuvelachtig was een betere omschrijving voor de eerste 100 km met een flinke tropische regenbui als tussendoortje. In de laatste 25 km moesten we nog 400 meter klimmen met op sommige plaatsen tot 10 %. We kwamen aan in een missiepost van Italiaanse paters die gespecialiseerd zijn in het bouwen van waterputten. Enkel een drietal zwarte paters waren er nog en gaven ons een heel gastvrij onthaal. De douche was niet meegerekend maar voelde wondergoed. Enkel mijn zitvlak was nog niet in orde. Onze tenten moesten we niet opslaan. Iedereen kreeg een kamer.

Rit 6

Er stond een alternatieve start van 50 km op het programma die ik thuis via google earth had opgemaakt. Aanvankelijk was het compleet succes. Een licht glooiende aardeweg zonder de putten en drempels die we al gewoon waren. Een verademing tegenover de asfaltrit. Een groep oranje plunjes werd begeleid door enkele kaki mannen met geweer. Waarschijnlijk gevangenen die op weg waren naar hun werkplek. Een varken achteraan op de fiets zal voor de zaterdagmarkt geweest zijn.

Het onvermijdelijke gebeurde. Mijn gps gaf een licht afwijking en tussen de velden met mais en suikerboontjes kwamen we in bijna onmogelijke paadjes. Even terugrijden tot waar we hadden afgeslagen maar dit zorgde ervoor dat we compleet uit mekaar raakten. Ik reed alleen op basis van de route op de gps. Eerst nog wel via akkers en hutten enkele km langs een spoorweg om op de route uit te komen. Bij het opmaken had ik een zo kort mogelijke weg opgemaakt maar kon er niet bij dat er een weg zo recht liep kilometers ver.

Het bleek een aardeweg te zijn die een hoogspanningslijn volgde waarvoor een strook van 100 meter werd gerooid. Vier maal door een moeras. Enkel de eerste maal reed ik er gewoon door, soms tot 20 cm in het water. De volgende keren zorgde ik ervoor er zoveel mogelijk rond te rijden. Na ongeveer 15 km verliet ik de kabels omdat ik vermoedde dicht bij de grote weg uit te komen. Dat lukte. Een biljartasfaltweg pas aangelegd met Japanse werfleiders.

Ik dacht alleen verder te rijden maar na een fles water te kopen dook plots de jeep op die op zoek was naar mij. Drie andere fietsers die samen gebleven waren hadden de spoorweg gevolgd tot op het asfalt. Een laatste dacht eerst in de goede richting te rijden maar bleek terug naar Manyoni te fietsen. De asfaltweg waar hij op uitkwam volgde hij dan de asfaltweg met stevige knie pijn tot de jeep hem oppikte. Zo kwamen we toch allen samen op de lunchplaats. Met vier lekke banden en enkele onweersbuien bereikten we ons volgend doel: Singida na 130 km Mijn versnellingshendel had het begeven. Ik had enkel nog de 3 kamwielen die ik kon gebruiken. Zo zag ik het niet echt zitten om nog 500 km te rijden met serieuze beklimmingen in het vooruitzicht naast de gewone heuvels. In een social training center aan de rand van de stad hielden we halt. Een warme douche deed wonderen. Alleen voor de laatste was het warm water op.

's Morgens werd het banden stoppen en ook mijn voorband stond lek. Een klein stukje ijzerdraad vond ik aan de binnenkant van mijn buitenband.

Rit 7

Van Singida mochten we naar Katesh fietsen, 110km off road. Ik schakelde zo weinig mogelijk achteraan. Een eerste serieuze helling van 10 km lieten we vlot achter maar even verder begaven mijn versnellingshendel het opnieuw. Op mijn kuiten voelde ik de zon branden die inderdaad rood zagen. Nog twee keer met een dikke laag zonnecrème 50 kon het verbrandingsproces stoppen

De rest van de dag reed ik op de kleine pion en had nog drie versnellingen vooraan. Het was hard trappen maar we kwamen in het Summit Hotel aan in een erg gezellige plek na 127km. Een kamer voor 8 euro.

Het avondeten, een plaatselijk stoofpotje rund met ugali kostte amper 1 euro. Men was mij wel komen wekken voor het eten want ik was op bed in slaap gevallen na een worsteling met het muskietennet boven mijn bed dat ik niet naar beneden kreeg.

Rit 8

Na het ontbijt zette onze fietsenmaker mijn versnellingen achteraan vast op een klein verzet met een beklimming van 10% in het verschiet. Helaas lag die pas op 70 km zodat ik met het kleine verzet mijn benen zot draaiden zonder snelheid te kunnen maken. De anderen waren snel uit zicht en ik reed dan maar op het gemak verder. Twee maal kreeg ik begeleiding van een motorrijder. De tweede reed zeker vijf km mee en was erg geïnteresseerd. Hij was taxi-man en had een klant achteraan die hij in het volgend dorp afzette. Bij een kruispunt waren de anderen bij een coca aan het wachten.


Even na de lunch begon de beklimming waar ik zolang had naar uitgezien. Een machtig uitzicht op de Hanang vulkaan en een enorm meer ernaast. Boven verzette ik manueel mijn versnellingen zodat ik toch wat meer dan 20 km per uur kon fietsen zonder me kapot te draaien. 10 km voor de voorziene kampplaats troffen we de jeep waar we zouden kamperen. Waar we 's voormiddags voortdurend in de stofwolken van de voorbijrazende autobussen bedekt werden met een flinke stoflaag, hadden we na de beklimming de regenbui gemist maar profiteerden van het natte aarden wegdek zonder stofwolken. 105 km hadden we vandaag onder de wielen gekregen en hadden daarbij 1331 hoogtemeters geklommen.

Na het avondeten van onze broeder Jan in het bush kamp zaten we nog wat te keuvelen bij het kampvuur waar darmgeluiden elkaar aflosten. Mannen ondereen.

Rit 10

Voor ons laatste ontbijt kregen we een berg pannenkoeken voorgeschoteld door Joel en Jan. Rond 8u15 konden we starten na het opbergen van ons tentje. Het zou een lange rit worden: 140 km. Al vlug na de start kregen we enkele flinke hellingen voor de wielen tot we eindelijk in een vlakte kwamen. Het landschap was intussen schraal geworden. We merken een jeep aan de kant van de weg en wanneer we halt houden om te zien wat de aanleiding kan zijn: een groep giraffen en zebra' s tussen de struiken op 100 meter van de weg. Die had men nog niet kunnen vangen om in een park te plaatsen.

Bij de lunch krijgen we de rest van de pannenkoeken, fruit, brood en beleg. Ook een jeep met een viertal luidruchtige Tanzanianen zwenkte en hield halt met de uitroep: food!!! Met een hardgekookt ei waren ze voldaan en vertrokken met grote zwier.

Op 110km reed ik de laatste lekke band. We waren daar al enkele dagen van gespaard gebleven.

Na 146 km kwamen we aan bij onze Ilburo lodge met zwembad aan, onze luxe resort van de trip.

Nawoord

De terugreis verliep heel vlot. Mijn stoelgang bleek op het vliegtuig plots nog vlotter te lopen.

De nachtvlucht leek korter dan de heen vlucht. Het was dan ook meer dan tijd om mijn Spaans wat bij te werken. 's Anderendaags had ik examen.

Op het voorziene uur landde het vliegtuig in Zaventem en een laatste treinrit bracht me naar Kortrijk.

Er wachtte me een warme thuiskomst in ons kille landje. Niet te geloven dat het hier gewoon blijft regenen. Het spreekwoord na regen komt zonneschijn, past meer voor Tanzania. Wat doen we hier eigenlijk nog?

De dag voor ik vertrok kreeg Vandelanotte een nieuwe taak in zijn koninklijke opdracht. De dag na mijn terugkomst gaf hij de opdracht onvolbracht terug en ons landje staat nog even ver. Wat hebben we eigenlijk nodig?

Toch zijn wij bij de gelukkigen.

Het beeld dat me waarschijnlijk altijd zal bijblijven van deze reis was op een bergpas. Een meisje van 15-16 jaar kwam afgerend toen ze ons fietsend zag naderen. Ze zwaaide, jambo jambo.

Ze greep mijn hand en haar harde knoken hielden mij vast. Op haar blote voeten liep ze mee naast mijn fiets. Ik moest mijn hand loswringen uit haar greep die niet wilde loslaten. Alsof ze mee wilde. Honderd meter verder stond ze opnieuw langs de weg. Eerst begreep ik er niets van. Ze had een korte steile weg genomen op de haarspeldbocht die ik volgde. Bijna wezenloos stond ze nu te kijken toen ik voorbij reed.